Betekenis van
Oeverwal: Lage rug die langs een rivierbedding voorkomt. Deze ontstaat doordat een rivier, zodra zij overstroomt, aan transporterend vermogen inboet, omdat het stromende water dan meer wrijving met de ondergrond ondervindt. In Nederland zijn gedurende het Holoceen veel oeverwallen gevormd. De rivieren stroomden in deze periode rustig, waardoor de transportcapaciteit gering was. In de bedding vond dus veel sedimentatie plaats. De waterberging van de rivieren werd daardoor kleiner, waardoor veel overstromingen ontstonden. Het grovere materiaal, vooral zavel, werd direct naast de bedding afgezet: de oeverwal. Deze sedimentatie werd versterkt door de oeverbegroeiing. Verder van de oeverwal af bezonk ook het fijnere materiaal: klei. Hier ontstonden de komgronden. Vóór bedijking verlegden rivieren steeds hun loop door het geleidelijk verzanden van de bedding. Daardoor ontstond een heel netwerk van stroomruggen (verzande beddingen, samen met de oeverwallen) en komgronden. De landbouwkundige eigenschappen van een oeverwal zijn gunstig. Dit wordt vooral veroorzaakt door de goede chemische vruchtbaarheid en de goede structuur van de zavel. Ook de waterhuishouding is uitstekend: zavel heeft een goed watervasthoudend vermogen èn een goede capillaire werking. Vandaar dat op de oeverwallen, en dus ook op de stroomruggen, veel akkers en boomgaarden zijn te vinden. 4
Een oeverwal is een natuurlijke hoogte langs een rivier, die ontstaat doordat tijdens het buiten haar oevers treden van de stroom het grofste materiaal het dichtst bij de rivier wordt afgezet.14
Meaning of
River ridge:
Low ridge that occurs along a river bed. It is formed because a river, when it floods, loses its carrying capacity, because the flowing water then experiences more friction with the subsoil. In the Netherlands, many riverbanks were formed during the Holocene. During this period, the rivers flowed quietly, which meant that their transport capacity was low. Therefore, a lot of sedimentation took place in the bed. As a result, the rivers had less water storage capacity, which led to many floods. The coarser material, mainly sulphur, was deposited right next to the bed: the bank. This sedimentation was enhanced by the riparian vegetation. Further away from the bank, the finer material also settled: clay. This is where the valley floors came into being. Before the rivers were diked, they gradually silted up. This created an entire network of levees (silted up beds, together with the banks) and hollows. The agricultural characteristics of a levee are favourable. This is mainly due to the good chemical fertility and the good structure of the silt. Water management is also excellent: the silt has a good water-retaining capacity and a good capillary effect. That is why many fields and orchards can be found on the banks and thus also on the levees. Translated with www.DeepL.com/Translator (free version)